Simplicity 7800356 Lawn Mower User Manual


 
20
De motor starten
WAARSCHUWING
Het elektrische systeem omvat een systeem dat de
aanwezigheid van de bestuurder nagaat via een
sensorsc
hakelaar voor de bestuurdersstoel. Die
onderdelen melden aan het elektrische systeem of
de bestuurder op de bestuurdersstoel zit. Als de
bestuurder van de stoel opstaat, schakelt het
systeem de motor uit. Z
org er voor uw eigen
veiligheid steeds voor dat dit systeem correct
functioneert.
NB: De motor werd met olie gevuld voor hij de fabriek
verliet. Controleer het oliepeil. Vul indien nodig olie bij.
Zie de instructies van de motorfabrikant voor het te
gebruiken type olie en brandstof.
1. Duw het koppelings-/rempedaal volledig naar
voren. Houd uw voet op het pedaal.
2. Zorg ervoor dat het rijsnelheidspedaal in de
VRIJLOOPstand staat.
3. Zorg ervoor dat de bladrotatieknop in de stand UIT
staat.
4. Beweeg de gasklephendel volledig naar voren tot
in de stand CHOKE of SNEL.
Bediening
nl
1
2
3
Figuur 20
De zitmaaier gebruiken op hellingen
WAARSCHUWING
Rijdt geen hellingen op of af die te stijl zijn om recht
achteruit op te rijden. Rijdt met de zitmaaier nooit
overdwars over een helling.
1. Voor u een helling op- of afrijdt zet u de
rijsnelheidspedaalhendel op de laagste snelheid.
2. Stop niet op een helling en verander er ook niet
van snelheid. Als u moet stoppen drukt u snel het
koppelings-/rempedaal naar voren en activeert u
de parkeerrem.
3. Als u opnieuw wil starten vergewist u zich ervan
dat de snelheidsregelaar op de laagste snelheid
staat.
a. Zet de gasklephendel traag in de stand
TRAAG.
b. Duw traag de rijsnelheidspedaal in.
4. Als u op een helling moet stoppen of starten, moet
u altijd voldoende plaats hebben om de zitmaaier
te laten rollen wanneer u de rem uitschakelt en de
koppeling activeert.
5. Wees erg voorzichtig als u op een helling van
richting verandert. Wanneer u op een helling rijdt of
op een helling draait, zet u de gasklephendel in de
stand TRAAG om ongevallen te helpen
voorkomen.
5. Draai de contactsleutel in de stand START (zie
Figuur 18
).
NB: Als de motor na vier of vijf pogingen niet aanslaat,
zet u de gasklephendel in de stand SNEL. Prob
eer
nogmaals om de motor te starten. Als de motor niet wil
starten raadpleegt u het SCHEMA VOOR HET
OPLOSSEN VAN PROBLEMEN.
6. Zet de gasklephendel traag in de stand TRAAG.
7. Om een motor te starten die al warm is, zet u de
gasklephendel in een stand tussen SNEL en
TRAAG.