NL
51
Benzineniveau Controleren.
Voordat er getankt wordt,
de motor 2 minuten laten
afkoelen.
Reinigen rond de brandstof vulopening voordat de tankdop
verwijderd wordt. Vul de tank tot ongeveer 4 cm onder de
bovenkant van de vulopening om de brandstof te kunnen laten
uitzetten. Wees voorzichtig niet te overvullen.
Starten (zie fig. )
HOUD ALTIJD HANDEN EN VOETEN
WEG VAN BEWEGENDE MACHINE‐
DELEN.
Gebruik geen onder druk staande start‐
vloeistof. De dampen zijn brandbaar.
De machine waterpas starten, opslaan en bijtanken.
Controleer het oliepeil.
Open de benzinekraan indien hiermee uitgerust.
Vóór het starten van de motor (zie fig. )
Wanneer de motor met te weinig olie draait, dan zal een
oliedrukschakelaar (indien hiermee uitgerust) een waar‐
schuwingslampje activeren. (Lees de gebruiksaanwijzing die
door de machinefabrikant is geleverd.) Zie Oliedruk.
1. Open de benzinekraan indien hiermee uitgerust.
2. Beweeg de chokebediening naar de CHOKE positie
Ê.
Noot: Indien de motor niet start, de luchtfilter verwijderen om de
choke te controleren. De choke moet volledig sluiten. Als dit niet
het geval is, zie Afstellingen.
3. Beweeg de toerentalbediening
Ë naar de stand ”FAST”
(=volgas).
Elektrische starter (zie fig. )
Draai de sleutel naar de stand START Ê of druk de knop in Ë.
Zonodig herhalen met de choke uit en de toerentalbediening in
de stand “FAST” (=volgas). De motor gebruiken met de choke
uit en de toerentalbediening in de stand “FAST” (=volgas).
Noot: Indien de machinefabrikant de accu heeft
meegeleverd, laad deze dan op voordat getracht wordt de
motor te starten, als voorgeschreven door de
machinefabrikant. Start steeds kortstondig (15 sec. per min.)
om de levensduur van de startmotor te verlengen. Langdurig
tornen kan de startmotor beschadigen.
OPGEPAST:Indien de motor is uitgerust met een accu voor een
elektrische starter, de motor niet gebruiken met ontkoppelde
accu.
Stoppen (zie fig. )
De chokebediening niet naar “CHOKE” bewegen om de motor
te stoppen. Er kan terugslag of motorschade optreden.
Beweeg de toerentalbediening naar de positie “IDLE”
(=stationair) of “SLOW” (=langzaam), dan naar “STOP”
Ê of
draai de sleutel naar “OFF” (=uit) Ë.
Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot wanneer de
machine niet gebruikt wordt of onbeheerd wordt
achtergelaten.
Wanneer de motor of de machine vervoerd
wordt, de benzinekraan sluiten, indien
hiermee uitgerust, om benzinelekkage te
voorkomen.
Onderhoud (zie fig. )
Zie het Onderhoud Schema. Volg de intervallen volgens
bedrijfsuren of kalender, wat het eerst voor komt
. Er is vaker
onderhoud nodig wanneer de motor onder zware
omstandigheden wordt gebruikt.
Raadpleeg een Geautoriseerde Briggs & Stratton Dealer voor
de juiste vervangingsonderdelen.
Om per ongeluk
starten te voor‐
komen, de bougie‐
kabel van de
bougie losnemen Ê en deze aan massa leggen voordat
er onderhoud gepleegd wordt, en de accu loskoppelen aan
de negatieve aansluiting, indien hiermee uitgerust.
Olie service (zie fig. )
Controleer regelmatig het oliepeil.
Zorg ervoor dat de olie op peil gehouden wordt. Iedere 8 uur of
dagelijks controleren, voordat de motor gestart wordt. Zie de
olie vulprocedure onder Olie Aanbevelingen.
Olie verversen.
Ververs de olie na de eerste 8 bedrijfsuren. Ververs de olie
wanneer de motor warm is. Opnieuw vullen met olie van de
aanbevolen SAE viscositeit (zie fig.
).
Oliefilter vervangen
Ë
Vervang de oliefilter na iedere 100 bedrijfsuren of ieder
seizoen, wat het eerst voor komt. Voordat een nieuwe filter
geïnstalleerd wordt, de oliefilterpakking licht inoliën met verse,
schone motorolie. Schroef de filter met de hand op tot de
pakking de filteradapter raakt. Dan nog 1/2 tot 3/4 slag
vastdraaien. Start de motor en laat hem stationair draaien om
op olielekkages te controleren. Controleer opnieuw het oliepeil
en voeg zonodig olie toe.
Oliedruk
Wanneer de oliedruk daalt tot minder dan 0,2‐0,4 kg/cm
2
, dan
zal een oliedrukschakelaar (indien hiermee uitgerust) een
waarschuwingssysteem activeren of de motor stoppen.
Controleer het oliepeil met de peilstok. Wanneer het oliepeil
zich tussen de ADD (=bijvullen) en FULL (=vol) markering op
de peilstok bevindt, niet proberen de motor opnieuw te starten
.
Raadpleeg een Geautoriseerde Briggs & Stratton Service
Dealer. Gebruik de motor niet tot de oliedruk gecorrigeerd is
.
Wanneer het oliepeil zich onder de ”ADD” (=bijvullen)
markering op de peilstok bevindt, olie bijvullen om het peil tot de
FULL (=vol) markering te brengen. Start de motor opnieuw en
controleer de oliedruk. Als de druk normaal is, blijf dan de motor
gebruiken.
Noot: Een oliedrukmeter, indien hiermee uitgerust, wordt
geleverd door de machinefabrikant.
Bougie service (zie fig. )
Controleer NIET op vonken met
de bougies verwijderd. Gebruik
uitsluitend een Briggs & Stratton
Vonktester Ë om op vonken te
controleren.
Torn de motor NIET met verwijderde bougie. Wanneer de
motor “verzopen” is, plaats de toerenregeling dan in de
“FAST” (=volgas) positie en torn tot de motor start.
De bougie elektrodeafstand
Ì moet 0,75 mm. zijn.
Vervang de bougies ieder seizoen. Een vonktester en een
bougiesleutel zijn verkrijgbaar bij elke Geautoriseerde
Briggs & Stratton Service Dealer.
Noot: In sommige gebieden schrijven plaatselijke wetten het
gebruik voor van weerstandbougies om ontstekingssignalen
te onderdrukken. Indien deze motor origineel was uitgerust
met een weerstandbougie, gebruik dan voor vervanging
hetzelfde type bougie.
Onderhoud Vervolg
Luchtfilter, dubbel element
Vervang de voorfilter of de patroon indien erg vuil of beschadigd.
Om de voorfilter te onderhouden, deze wassen in een
vloeibaar wasmiddel en water. Droogknijpen in een schone
doek. Doordrenken in motorolie. Uitknijpen in een schone,
absorberende doek om overtollige olie te verwijderen.
1. Zie illustraties (zie fig.
) voor de‐ en montage van
uw uitvoering luchtfilter.
2. Verwijder voorzichtig luchtfilterpatroon en -voorfilter,
voorkom dat vuil de carburateur binnendringt.
3. Installeer de voorfilter (indien hiermee uitgerust) in de
basis met de gaaszijde omhoog.
4. Installeer de patroon op de voorfilter.
5. Breng het deksel weer aan. Om zeker te zijn van een
juiste passing, moeten de nokken in de sleuven haken.
De nokken zijn in enkele gevallen in een andere kleur
geverfd.
6. Trek de vergrendeling vast of draai de moeren volledig
aan om het deksel vast te zetten.
VOORZICHTIG: Verkeerde installatie van het filterdeksel
kan schade aan de motor veroorzaken.
ALLEEN“EXTENDED LIFE SERIES”™
FILTERPATROON
Deze filter kan, INDIEN
BEDRUKT MET DE TEKST
`WASHABLE', gewassen worden
in zachte zeep en water.
BELANGRIJK: Spoelen in
kraanwater met de GAAS zijde
omhoog zodat vuil uit de filter
kan spoelen. Laat de filter een
nacht drogen voordat deze weer
gemonteerd wordt.
Houd de motor schoon (zie fig. )
Verwijder regelmatig opgehoopt gras en kaf van de motor.
De motor niet met water bespuiten omdat water de benzine
kan verontreinigen. Gebruik een borstel of perslucht.
Ophoping van vuil rond spruitstuk/uitlaat
Í kan brand veroorzaken. Voor ieder
gebruik rond de uitlaat inspecteren en
reinigen.
Houd verbindingen, veren en bedieningen
Í vrij van vuil.
Als de uitlaat is voorzien van een vonkenvangerscherm, het
vonkenvangerscherm iedere 50 uur of ieder seizoen verwijderen
voor reiniging en inspectie. Vervangen indien beschadigd.
Vervang de benzinefilter Ï in de slang
ieder seizoen. Tap de benzinetank af o
f
sluit de benzinekraan voordat de benzine‐
filter vervangen wordt.
Gras of kaf kan het koelsysteem van de motor verstoppen,
vooral na langdurig bedrijf bij het maaien van lang, droog gras.
Verwijder iedere 100 uur, of ieder seizoen roterend scherm,
luchtfilterdeksel
en koelluchtkap Ï om de inwendige
koelvinnen en oppervlakken te reinigen, om oververhitting en
motorschade te voorkomen. Om te voorkomen dat vuil de
carburateur binnendringt, is het belangrijk de luchtinlaat van
de carburateur
Ð, die zich bevindt boven en achter de
carburateur (inzet) bij het reinigen van het koelsysteem, af te
dekken.
Controleer de klepspeling (inlaat en uitlaat 0,10‐0,15 mm)