50
3. Gemakkelijk maaien met nagenoeg geen kans op
terugslag is mogelijk binnen het snijbladsegment
tussen 9 en 11 uur.
Snijgarnituren
1. Gebruik uitsluitend het juiste snijgarnituur voor de
geplande werkzaamheden.
2. Om dik materiaal, zoals onkruid, hoog gras, struiken,
heesters, ondergroei, kreupelhout, enz. (diameter
max. 2 cm), te maaien, kunt u het gereedschap
gelijkmatig in halve cirkels van rechts naar links
zwaaien (op de manier waarop een zeis wordt
gebruikt).
Onderhoudsinstructies
1. De toestand van het gereedschap, met name van het
snijgarnituur en de veiligheidsuitrusting, maar ook van
het schouderdraagstel, moet worden gecontroleerd
voor aanvang van de werkzaamheden.
2. Besteed bijzondere aandacht aan de snijbladen die
correct moeten worden geslepen.
3. Schakel de motor uit en verwijder de accu voordat u
onderhoudswerkzaamheden uitvoert, het snijgarnituur
vervangt/slijpt, of het gereedschap of snijgarnituur
schoonmaakt.
4. Controleer loszittende bevestigingen en beschadigde
onderdelen, zoals scheuren in de snijhulpstukken.
5. Volg de instructies voor het smeren en verwisselen
van accessoires.
6. Als een gereedschap niet wordt gebruikt, dient dit
binnen te worden opgeborgen op een droge, hoge of
afgesloten plaats, buiten het bereik van kinderen.
Onderhoud het gereedschap en maak het schoon
voordat u het opbergt.
7. Gebruik uitsluitend de door de fabrikant aanbevolen
vervangingsonderdelen en accessoires.
8. Inspecteer en onderhoud het gereedschap regelmatig,
met name vóór en na gebruik. Laat het gereedschap
alleen repareren door een erkend servicecentrum.
9. Houd de handgrepen droog, schoon en vrij van olie en
vetten.
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
WAARSCHUWING:
Laat u NIET misleiden door een vals gevoel van
comfort en bekendheid met het gereedschap (na
veelvuldig gebruik) en neem alle
veiligheidsvoorschriften van het betreffende product
altijd strikt in acht. VERKEERD GEBRUIK of het niet
volgen van de veiligheidsinstructies in deze
gebruiksaanwijzing kan leiden tot ernstig persoonlijk
letsel.
BELANGRIJKE
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
ENC007-4
VOOR ACCU’S
1. Alvorens de accu in gebruik te nemen, leest u
eerst alle instructies en
waarschuwingsopschriften op (1) de acculader, (2)
de accu en (3) het apparaat waarin de accu wordt
aangebracht.
2. Haal de accu niet uit elkaar.
3. Als de gebruikstijd aanzienlijk korter is geworden,
stopt u onmiddellijk met het gebruik. Anders kan
dit leiden tot kans op oververhitting, mogelijke
brandwonden en zelfs een explosie.
4. Als de elektrolyt in uw ogen komt, wast u deze uit
met schoon water en raadpleegt u onmiddellijk
een arts. Dit kan leiden tot verlies van
gezichtsvermogen.
5. Sluit de accu niet kort:
(1) Raak de accupolen niet aan met enig geleidend
materiaal.
(2) Bewaar de accu niet op een plaats waar deze in
aanraking kan komen met andere metalen
voorwerpen, zoals spijkers, munten, enz.
(3) Stel de accu niet bloot aan water of regen.
Kortsluiting van de accu kan leiden tot een
hoge stroomsterkte, oververhitting, mogelijke
brandwonden en zelfs een defect.
6. Bewaar het gereedschap en de accu niet op
plaatsen waar de temperatuur kan oplopen tot
50 °C of hoger.
7. Werp de accu niet in een vuur, zelfs niet als deze
al ernstig beschadigd of helemaal versleten is. De
accu kan in een vuur exploderen.
8. Wees voorzichtig dat u de accu niet laat vallen of
ergens tegenaan stoot.
9. Gebruik een accu die is gevallen of gestoten niet
meer.
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
Tips voor een lange levensduur van de
accu
1. Laad de accu op voordat deze volledig leeg is.
Wanneer u merkt dat het gereedschap minder
vermogen heeft, stopt u met het gebruik ervan en
laadt u eerst de accu op.
2. Laad nooit een volledig opgeladen accu op.
Te lang opladen verkort de levensduur van de
accu.
3. Laad de accu op bij een omgevingstemperatuur
van 10 °C tot 40 °C. Laat een warme accu eerst
afkoelen voordat u deze oplaadt.