CTA SHARP 6K Portable Generator User Manual


 
WERKING VAN DE LASBRANDER
NL
(NL) 4
NL
c. Plaats de aardingsklem op het te snijden deel en controleer of er goed elek-
trisch contact wordt gemaakt.
d. Kies de stroom tijdens het snijden met behulp van de knop (
Ref. 7
- Afb. 1
pag. 2)
op grond van de gegevens van onderstaande tabel.
e. Plaats de boog boven het te snijden deel, drukop de knop van de lassnij-
brander en begin met snijden.
HET IS RAADZAAM DE STUURBOOG NIET ONNODIG INGESCHAKELD TE LA
TEN
OM SLIJTAGE VAN ELEKTRODE EN LASMONDSTUK TE VOORKOMEN
5.0 WERKING VAN DE LASBRANDER
Voor het bereiken van de gewenste snijdkwaliteit langzaam beginnen en daarna de
snelheid verhogen. Om met een snede op de rand van de staalplaat te beginnen,
het midden van de lasbrander langs de rand van de staalplaat plaatsen en op de
bedieningsschakelaar drukken: de verplaatste snijboog komt op gang op de rand
van de staalplaat. Regel de snelheid zodat een goed snijdresultaat wordt bereikt.
De luchtplasma creëert een rechte boog (roestvrijstaal, aluminium) of een lasboog
van 5° (
Afb. E
) (zacht staal).
5.1 PERFORATIE
Bij enkele snijwerkzaamheden kan het noodzakelijk zijn om snede niet vanaf de
rand maar vanaf de binnenkant van het oppervlak van de staalplaat te starten.
Bij het perforeren kan de vlam terugkeren en zo de levensduur van de componen-
ten van de lasbrander verkorten; daarom moet de perforatie zo snel mogelijk wor-
den uitgevoerd. Bij het maken van een perforatie (
Afb. F
)
dient u de lasbrander een beetje schuin te houden zodat de vlamdeeltjes die terug-
komen door het mondstuk van de brander (en door de bediener) worden wegge-
blazen in plaats van op de brander zelf terecht te komen.
Verwijder zo snel mogelijk de slak en de afzettingen op de beschermkap en het
mondstuk. Het bespuiten of onderdompelen van de beschermkap in een antislak-
middel zorgt ervoor dat er zich minder afzettingen op de kap vormen.
OPMERKING: De volgende suggesties gelden voor alle snijwerkzaamheden.
a. Wacht na het beëindigen van de snijwerkzaamheden nog 5 minuten alvo-
rens de generator uit te schakelen. Dit om de ventilator de gelegenheid te
geven om de warmte binnen in het apparaat af te koelen en te verspreiden.
b. De componenten gaan langer mee indien de pilootboog niet langer wordt
gebruikt dan noodzakelijk is.
c. Hanteer de geleiders van de lasbrander zorgvuldig en bescherm ze tegen
schade.
d. Gebruik bij de vervanging van verbruiksmaterialen uitsluitend de veilighei-
dssleutel.
DE VEILIGHEIDSMAATREGELEN MOETEN REGELMATIG OPNIEUW WORDEN
GELEZEN.
6.0 MEEST VOORKOMENDE SNIJFOUTEN
Onderstaand volgt een overzicht van de meest frequente problemen bij het snijden
en de mogelijke oorzaken ervan:
Onvoldoende penetratie.
a. Te hoge snijsnelheid.
b. Te laag vermogen.
c. Te dik materiaal.
d. Versleten of beschadigde componenten van lassnijbrander.
De hoofdboog valt uit.
a. Te lage snijsnelheid.
b. Teveel ruimte tussen mondstuk lassnijbrander en te snijden deel.
Slakvorming.
a. Verkeerde gasdruk
b. Verkeerd snijvermogen.
Verschroeide mondstukken.
a. Te hoge stroomwaarde.
b. Beschadigde of loszittende mondstukken lassnijbrander.
c. Mondstuk in aanraking met te snijden deel.
d. Overdreven slakvorming: te lage gasdruk plasma.
7.0 STORING OORZAAK EN OPLOSSING
Het kan zijn dat er na het inschakelen van de generator op het display fouten in de
werking worden gemeld (
Ref. 3
- Afb. 1 pag. 2) , volgens onderstaande tabel.
Dergelijke storingen zijn al of niet herstelbaar
.
TABEL n° 2 - FAIL -
DISPLAY
HERSTEL
F14
Controleren of de kap goed bevestigd is.
De generator uitschakelen en vervolgens weer inschakelen
F10 - F11 - F12 - -F13
De generator uitschakelen en vervolgens weer inschakelen.
Indien de storing aanhoudt de klantenservice raadplegen
en het soort fout melden.
F 15
Controleren of de knop van de lassnijbrander
niet ingedrukt is tijdens het inschakelen van de generator.
De generator uitschakelen en vervolgens weer inschakelen.
F20 - F30 - F51 - F52 - F53 - F54 -F55 - F56
De generator uitschakelen en vervolgens weer inschakelen.
Indien de “storing” aanhoudt de klantenservice raadplegen
en het soort fout melden.