36
3
Bewerken
a. Ontgrendel de dieptestaakpen (fi g. 11 inzet c). Trek de
dieptestaak omhoog voor een hogere bewerkingsdiepte.
Zet de dieptestaakpen in het gat in de dieptestaak om de
positie te vergrendelen (fi g. 11 - inzet C).
b. Zet de schakelhendelindicator (fi g. 11 - inzet A) in de "T"
positie (bewerken).
c. Hou de stuurhendel tegen de hendel (fi g. 10) om te begin-
nen bewerken. De tanden en de wielen draaien niet.
d. Zet de gashendel (fi g. 10) op "FAST" (snel) voor diep
bewerken. Zet de gashendel op de gewenste snelheid
om te bewerken.
WAARSCHUWING!
Laat altijd de stuurhendel los voor u de schakelhendel in een
andere positie zet.
Bewerkingstips
Bewerken is graven in de aarde, ze omwoelen en fi jnhakken
voor men plant. Losse, nietcompacte aarde bevordert de
wortelgroei. De beste diepte is 10-15 cm.
De conditie van de aarde is een belangrijke factor. De tanden
kunnen niet zo makkelijk in een droge, harde grond dringen,
wat tot kaatsen en moelijk besturen van uw cul ti va tor kan
leiden. Harde grond moet eerst bevochtigd worden voor
men hem kan bewerken. Anderzijds vormt doornatte grond
"balletjes" en kluiten, en moet men wachten tot de grond iets
minder nat is voor men hem bewerkt.
Laat ongeveer 20 cm onbewerkte grond tussen de eerste en
de tweede strook Daarna bewerkt u het stuk tussen de eerste
en de tweede strook (fi g. 12).
Leun niet op de hendel. Hierdoor is er minder druk op de
wielen en bijgevolg minder trekkracht. Om door een moeilijk
stuk harde grond of gras te raken, moet u bovenwaartse druk
op de hendel uitoefenen of de diep-testaak verlagen.
FIGUUR 12
BEWERKEN
321
5
4
67