26
NL
1. Starthendel
2. Chokehendel
3. Bougiedraad en kap
4. Schakelhendel indicator
5. Stuurhendel in "ontkoppelde" positie
6. Stuurhendel in "ingeschakelde" positie
7. Gashendel
8. Handgreep
Figuur 7
33
33
3
De motor starten
a. Verbind de bougiekabel en kap (fig. 7).
b. Zet de versnellingshendel in de "N" -positie (neutraal)
(fig. 8).
c. Zet de gashendel (fig. 9) in "FAST" -positie (snel).
d. Zet de chokehendel in "CHOKE" -positie (fig. 7).
e. Grijp de starthendel (fig. 7) met één hand vast en grijp de
stuurhendel met de andere hand. Trek langzaam aan het
touw tot de motor het begin van de compressiecyclus
bereikt (het touw trekt iets harder).
f. Trek met één armbeweging vlug en gelijkmatig aan het
touw. Hou de starthendel goed vast en laat het touw
langzaam terug oprollen. Laat de starthendel niet
terugspringen tegen de starter.
g. Herhaal (e.) en (f.) tot de motor start. Zet de chokehendel
op de motor, tussen "CHOKE" en "RUN" (fig. 7) zodra de
motor start, en zet de hendel daarna in "RUN" -positie
wanneer de motor warmloopt.
h. Zet de gashendel (fig. 9) gegurende een paar minuten
tussen "FAST" (snel) en "STOP" (stop) om op te warmen.
WAARSCHUWING!
Hou de stuurhendel in de "ontkoppeld" -positie wanneer u de
motor start (fig. 9).
N.B.!
Een nieuwe motor kan 3 tot 5 minuten nodig hebben voor hij
het juiste stationair toerental bereikt.
Tanden starten
a. Zet de gashendel op de gewenste snelheid.
b. De tanden beginnen te bewegen wanneer de stuurhendel
in de "ingeschakelde" -positie staat (fig. 9).
WAARSCHUWING!
Laat altijd de stuuhendel los voor u de schakelhendel in een
andere positie zet.
Figuur 8
Figuur 9
4
8
7
6
5
1
2
3