Brill 33 EF Lawn Mower User Manual


 
NL
30
Kort snijgoed (tot ca. 1 cm lengte)
kan na het maaien blijven liggen.
Langer snijgoed moet weggehaald
worden zodat het gazon niet geel
wordt en vervilt.
Het gazon voor de eerste keer
in het voorjaar maaien zodra het
gras begint te groeien en het
gazon betreden kan worden.
Als het gras te lang is geworden,
eerst in één richting met hoge
maai-instelling maaien en dan
dwars in de gewenste maaihoogte
maaien.
Het maaien
Alleen met scherpe, onbescha-
digde messen maaien zodat de
grashalmen niet gaan rafelen
en het gazon geel wordt.
Maaihoogte moet zo mogelijk altijd
minstens 3 – 4 cm bedragen, omdat
de halm aan de onderkant wit van
kleur is en bij een te grote maai-
hoogte het gazonoppervlak er niet
mooi groen uitziet. De halm droogt
dan vooral in de zomer te snel uit.
Wanneer u op niveau 1 maait
(dit niveau is alleen geschikt voor
siergazon en bijzonder vlakke
oppervlaktes), moet u het gras na
het maaien goed natmaken, anders
droogt het gras uit en wordt geel.
Het tweekanaal-luchtsysteem met
effectieve snijtechniek verzamelt
het gras en zuigt het gras ook bij
de laagste snijhoogte in de lucht-
stroom op.
Om een mooi snijbeeld te krijgen
het apparaat met aangepaste snel-
heid in zo mogelijke rechte banen
voeren. Daarbij moeten de banen
elkaar altijd met een paar centi-
meter overlappen zodat er geen
strepen blijven staan.
Til nooit een grasmaaier met
lopende motor op.
Zet de motor uit en trek de stekker
uit het stopcontact als u op een
vreemd voorwerp stoot. Kijk of de
maaier beschadigd is en repareer
deze indien nodig voordat u
opnieuw start en met de maaier
gaat werken; als de maaier onge-
woon sterk begint te vibreren, moet
hij direct gecontroleerd worden.
Opmerking:
Op hellingen moet de snijbaan
dwars op de helling liggen.
Door het apparaat enigszins dwars
naar boven te zetten kan voor-
komen worden dat het wegglijdt.
Maai niet op overmatig steile
hellingen en wees bijzonder voor-
zichtig als u de rijrichting op de
helling wilt veranderen.
De onderkant van het maaierhuis
moet regelmatig schoongemaakt
worden. Grasafzettingen moeten
weggehaald worden. Afzettingen
bemoeilijken het starten, beïnvloe-
den de maaikwaliteit en de gras-
uitworp.
Zet de motor uit als u de maaier
achterlaat.
Maaien met de grasvangbox
Zodra tijdens het maaien gras-
resten op het gazon blijven liggen,
of de vulstandindicatie (Afb. I
Pos. 17) FULL weergeeft, is de
opvangbak vol en moet leegge-
maakt worden.
Opmerking bij de vulstandindicatie:
Bij instelling op de laagste snij-
hoogte kan de vulstandindicatie
onder bijzondere omstandigheden
belemmerd worden.
Handhaving van de opvangbak
Open om de opvangbak uit de
machine te nemen de multifunctio-
nele box (Afb. H Pos. 5), hef de
opvangbak (Afb. H Pos. 14) van
boven vooraan in het greepbereik
op, zodat het snijgoed in de
opvangbak blijft.
Na het leegmaken plaatst u de
opvangbak eerst achteraan
tussen de geleiding rechts en links,
dan vooraan in het greepbereik.
Wanneer de opvangbak correct
werd geplaatst, sluit de multifunc-
tionele box aan de behuizing
aan.
A
Opgelet! Voordat de vang-
korf eraf gehaald wordt de
motor uitzetten en wachten tot het
snijgereedschap stilstaat.
Opmerking:
Om te zorgen dat hij goed gevuld
kan worden, moet de vangbox
en in het bijzonder het luchtrooster
na gebruik schoongemaakt
worden. Houd ook de beluchtings-
sleuven (Afb. A Pos. 9) en de raak-
vlakken van de opvangbak aan de
behuizing vrij van afzettingen.
A
Opgelet! Snijgoedresten in
het maaihuis niet met de
hand weghalen maar met geschikte
hulpmiddelen, zoals bijv. borstel of
handbezem.
Maaien zonder grasvangkorf
Door het hoge uitwerpbereik
achteraan wordt het snijgoed
tijdens het maaien gelijkmatig
over het gazon verspreid.
Bij het maaien zonder opvangbak
kan de indicatie van de vulstand
niet weergegeven worden.
Onderhoud
Het onderhoud omvat werkzaam-
heden die het apparaat in correcte
toestand houden. Door regelmatige
controle (of schroefverbindingen
nog stevig vast zitten, op scheuren,
beschadigingen) en het vervangen
van beschadigde of versleten
onderdelen worden ongevallen en
apparaatuitval voorkomen.
Reparaties mogen alleen door
servicepunten die door de fabri-
kant zijn geautoriseerd of geautori-
seerde vakhandels uitgevoerd wor-
den.
Er zit een lijst met servicepunten bij
het apparaat.
9. Verzorging, onderhoud en opslag