NL
45
F-050743L
2. Zet de hoogte-instellingshendel in de hoog-
ste stand.
3. Zet de gashendel tussen SLOW en FAST in.
4. Trap het snelheidspedaal langzaam in om de
gewenste snelheid te bereiken.
Bedienen van de maaierbehuizing
BELANGRIJK: Als u de maaierbehuizing be-
dient moet de gashendel altijd in de FAST
stand staan.
1. Start de motor.
2. Zet de hoogte-instellingshendel in de stand
die u wilt. Hoog of dik gras moet u eerst in de
hoogste stand maaien. Daarna kunt u het in
een lagere stand maaien.
3. Zet de gashendel in de SLOW stand.
4. Duw de mesbedieningshendel langzaam
naar de ENGAGE stand.
5. Zet de gashendel in de FAST stand.
6. Trap het snelheidspedaal langzaam in totdat
de gewenste snelheid bereikt is.
OPMERKING: Rij met lage snelheid als u
dik gras maait of een grasopvangzak ge-
bruikt.
7. Controleer dat de maaihoogte nog steeds
juist is. Maai een korte afstand en kijk naar
het gemaaide oppervlak. Zie de aanwijzingen
onder “Instellen van de maaibehuizing” in het
hoofdstuk Onderhoud indien de maaibehui-
zing niet egaal maait.
WAARSCHUWING: Rij met lage
snelheid om betere controle over
de machine te hebben.
Werken op hellingen
WAARSCHUWING: Rij nooit hellin-
gen op of af die te steil zijn om in
z’n achteruit te beklimmen. Rij
nooit loodrecht op hellingsrichting.
1. Regel de snelheid alleen met het snelheids-
pedaal. Gebruik de rem nooit op een helling.
2. Om een ongeluk te voorkomen, moet u het
snelheidspedaal behoedzaam intrappen of
op laten komen. Voorkom scherpe bochten
of plotselinge snelheidsveranderingen.
3. Om snelheid teug te nemen bij het afrijden
van een helling, moet u het snelheidspedaal
langzaam op laten komen, totdat de machine
de gewenste snelheid heeft bereikt.
Stoppen op een helling
1. Voorkom stoppen op een helling. Indien u bij
een noodgeval toch moet stoppen, haal dan
uw voet van het snelheidspedaal en trap het
linker rempedaal geheel in.
2. Trek de handrem aan.
3. Voordat u de bestuurdersstoel verlaat, moet
u de gashendel in de SLOW stand zetten, de
hendel van de koppeling van de mesrotatie
in de DISENGAGED stand zetten, de motor
af zetten en de handrem aantrekken.
Starten op een helling
1. Start de motor.
2. Zet de hendel van de koppeling van de mes-
rotatie in de ENGAGED stand.
3. Zet de gashendel in de FAST stand.
4. Trap het rempedaal in en zet de handrem
los. Terwijl u de handrem los zet, moet u het
snelheidspedaal al naar gewenst intrappen.
Trap het snelheidspedaal langzaam
in terwijl u de handrem los zet. De
handrem moet vrij zijn voordat het
snelheidspedaal de transmissie kan active-
ren.
Alvorens de motor te starten
Controleren van het oliepeil
OPMERKING: De motor werd in de fabriek
met olie gevuld. Controleer het oliepeil en
voeg zonodig olie bij. Zie de aanwijzingen
van de motorfabrikant voor de juiste olie-
soort.
1. Zorg dat de machine horizontaal staat.
OPMERKING: Controleer de olie nooit ter-
wijl de motor draait.
2. Controleer het oliepeil en volg de aanwijzin-
gen van de motorfabrikant.
3. Voeg zonodig olie bij tot dat het FULL streep-
je bereikt wordt. De hoeveelheid benodigde
olie is op de peilstok aangegeven. Voeg niet
te veel bij.
Bijvullen van benzine
WAARSCHUWING: Gebruik altijd
een veilige jerrycan. Rook niet
tijdens het bijvullen van benzine.
Voeg alleen benzine bij in de frisse lucht.
Zet de motor af en laat deze eerst enige
minuten afkoelen.
(Figuur 6) Vul de benzinetank (1) tot de FULL
(2) lijn met gewone, ongelode benzine. Gebruik
geen super. Zorg dat de benzine vers en schoon
is. Gebruik van gelode benzine zal aanslag tot
gevolg hebben en de levensduur van de kleppen
verminderen.
Starten van de motor
WAARSCHUWING: Het electrisch
systeem heeft een voelschakelaar
in de bestuurdersstoelzitting die
controleert of de bestuurder in de stoel zit.
Dit systeem zal de motor laten afslaan
indien de bestuurder zijn stoel verlaat. In
het belang van uw eigen veiligheid moet u
ervoor zorgen dat dit systeem goed
functioneert.
OPMERKING: De motor zal niet starten tenzij
u het koppelings/rempedaal intrapt en de
mesbedieningshendel in DISENGAGE zet.
1. Trap het rempedaal geheel in en houd uw
voet op het pedaal.
2. Zorg ervoor dat de mesbedieningshendel in
de DISENGAGE stand staat.
3. Zet de gashendel geheel naar voren in de
CHOKE of FAST stand. Sommige modellen
hebben een aparte choke knop. Trek deze
choke knop geheel uit.
4. Zet het contactsleuteltje in de START stand.
OPMERKING: Als de motor niet aanslaat
na vier of vijf keer proberen, moet u de
gashendel in FAST zetten. Probeer op-
nieuw te starten. Zie de TROUBLESHOOT-
ING tabel als de motor nog niet aanslaat.
5. Duw de gashendel langzaam naar de SLOW
stand.
6. Zet de gashendel tussen FAST en SLOW in
om een hete motor te starten.
Tips voor het maaien en het gebruik van
de graszak
1. Controleer of de maaibehuizing vlak is voor
een optimaal gazon. Zie “Instellen van de
maaibehuizing” in het hoofdstuk Onderhoud.
2. De maaibehuizing kan alleen egaal maaien
als de banden de juiste hoeveelheid lucht
hebben. Controleer de bandenspanning.
3. Controleer het mes voor elke maaibeurt. Als
het krom of beschadigd is moet het onmid-
dellijk vervangen worden. Zorg er eveneens
voor dat de moer die het mes op zijn plaats
houdt goed vast zit.
4. Zorg dat het mes scherp is. Botte messen
hebben als gevolg dat de punten van het
gras bruin worden.
5. Maai geen nat gras en gebruik evenmin de
graszak. De maaier kan gemaaid nat gras
niet goed uitwerpen. Laat het gras drogen
alvorens te maaien.
6. Gebruik de linker kant van de maaier om een
kantje bij een obstakel bij te werken.
7. Kies de maairichting zodanig dat het afge-
sneden gras over het gemaaide oppervlak
wordt uitgeworpen. Hierdoor wordt het afge-
sneden gras beter verspreid.
8. Als u een groot gazon wilt gaan maaien, begin
dan met een paar bochten naar rechts te ma-
ken. Hierdoor wordt het afgesneden gras naar
binnen toe uitgeworpen en komt het niet bui-
ten het gazon terecht. Na één of twee rondjes
kunt u van richting wisselen en linkse bochten
gaan maken voor de rest van het gazon.
9. Als het gras erg hoog staat, kunt u het beste
twee keer maaien teneinde de belasting op
de motor te verminderen. Maai eerst met de
maaibehuizing in de hoogste stand en daar-
na nog eens in een lagere stand.
10. Zet tijdens het maaien de gashendel altijd in
de FAST stand. Dit zorgt voor een betere mo-
torprestatie en een gelijkmatigere grasuitworp.
11. Als u een graszak gebruikt, moet u de gas-
hendel in de FAST stand zetten en het snel-
heidspedaal voor een derde of de helft
intrappen.
12.Maak na het maaien de boven- en de onder-
kant van de maaibehuizing schoon. Een
schone maaibehuizing helpt ook in het voor-
komen van brand.
ONDERHOUD
OPMERKING: Illustraties en pictogrammen
beginnen op pagina 2.
Algemene aanbevelingen
1. Het is de verantwoordelijkheid van de eige-
naar om dit produkt te onderhouden. Goed
onderhoud zal de levensduur van dit produkt
verlengen en is tevens noodzakelijk voor de
garantie.