Murray 405628x51A Lawn Mower User Manual


 
nl
33
7102049
WAARSCHUWING: Zorg er altijd
voor dat de moer (3) die het mes (1)
op zijn plaats houdt goed vast zit.
Een losse moer of een los mes kunnen een
ongeluk veroorzaken.
9. Draai de moer (3), die het mes (1) op zijn
plaats houdt, vast met een moment van
41,5 Nm.
10.Plaats de maaibehuizing terug. Zie “Verwij-
deren van de maaibehuizing”.
Instellen van de mesrotatie
WAARSCHUWING: Om ongevallen
te voorkomen moet de mesrotatie-
bediening goed werken.
Bij normaal gebruik hoeft de mesrotatie niet aan-
gepast te worden. Echter, als de maai-prestatie
en kwaliteit achteruit gaan, moet u de volgende
aanpassingen verrichten.
1. Zorg dat tijdens het maaien de gashendel in
de FAST stand staat.
2. (Figuur 8) Zet de mesrotatiebediening in de
DISENGAGE stand (1).
3. Zet de motor af en trek de bougiekabel los.
4. Controleer het (de) mes(sen). Zorg dat de
mesranden geslepen zijn. Een bot mes zal
tot gevolg hebben dat de punten van het
gras bruin worden.
5. (Figuur 9) Maak de mesaandrijfveer (2) los
van de mesbedieningsstang (1). Haak de
mesaandrijfveer (2) in het middelste gat (4).
Hierdoor wordt de spanning op de maaiaan-
drijfveer vergroot.
6. Duw de bougiekabel weer op de bougie.
Maai een korte afstand en controleer op-
nieuw de kwaliteit van het gemaaide gras.
Zet de mesaandrijfveer (2) in het onderste
gat (5), indien nodig.
7. Controleer de kwaliteit van het gemaaide gras
opnieuw. Als de kwaliteit nog niet verbeterd is,
moet u d e maaiaandrijfriem vervangen. Als dit
ook niet helpt, moet u de m aaier naar een er-
kend service c enter brengen.
8. Zet de mesrotatiebediening in de DISENGA-
GE stand (1) en zet de motor af.
9. (Figuur 10) Controleer de werking van de
mesrem. Draai de schijven met de hand en
vergewis u ervan dat de remblokken (1) te-
gen de schijven drukken.
WAARSCHUWING: Als de remblok-
ken (1) n iet stevig tegen de schijven
drukken, moet u de maaier naar een
erkend service center brengen.
10.(Figuur 8) Zet de mesrotatiebediening in de
ENGAGE stand (2).
11. (Figuur 10) Controleer de remblokken (1)
van de mesrem (7). Vervang de remblokken
als ze sterk versleten of beschadigd zijn. De
juiste onderdelen en assistentie zijn verkrijg-
baar via een erkend service center.
12.Duw de bougiekabel weer op de bougie.
Maai een korte afstand en controleer op-
nieuw de werking van de mesrotatie.
13.Als u de mesrotatiebediening in de DISENGA-
GE stand zet, moet het geheel binnen vijf se-
conden tot stilstand komen. Als u een nieuwe
maaiaandrijfriem heeft en deze speling ver-
toont of het mes blijft doordraaien, moet u de
mesrotatie vijf keer in- en u it-schakelen om
overmatig rubber van de riem te verwijderen.
Breng de maaier naar een erkend service cen-
ter als u hulp nodig heeft.
14.(Figuur 9) Als u een nieuwe aandrijfriem
plaatst, moet de mesaandrijfveer (2) in het
bovenste gat (3) gehaakt worden.
Controleren en instellen van de
aandrijfriem (Figuur 18 en Figuur 21)
Als de aandrijfriem los zit zal deze gaan slippen
als u: een helling op rijdt, een zware last trekt of
de maaier zal in zijn geheel niet rijden.
BELANGRIJK: Maai altijd met de motor in de
FAST (hoogste) stand. Als de motorsnelheid
laag of middelmatig is, kunnen de motor en
de transmissie te heet worden en problemen
veroorzaken van de zelfde aard als een losse
aandrijfriem.
WAARSCHUWING: Voordat u de
maaier gaat inspecteren, afstellen
of repareren, moet u de bougieka-
bel van de bougie af trekken om te voorko-
men dat de motor onverhoeds start.
1. (Figuur 21) Controleer dat de aandrijfriem
(6) goed loopt. Vergewis u ervan dat de aan-
drijfriem (6) goed is geïnstalleerd en binnen
alle riemgeleiders (7) loopt.
2. (Figuur 18) Maak de koppelingsscharnier
(1) los van de rolarm (2).
3. (Figuur 21) Plaats het gat in de remstang
(3) op een lijn met het gat in het frame. Hou
de remstang (3) op zijn plaats met een 6
mm pen of bout (4).
4. (Figuur 18) Draai de koppelingsscharnier
(1) zodat het montagegat (5) in de koppe-
lingsscharnier (1) op een lijn komt met het
montagegat (5) in de rolarm (2).
5. Maak de koppelingsscharnier (1) vast aan
de rolarm (2).
6. (Figuur 21) Verwijder de 6 mm pen of bout
(4).
7. Als de hoofdaandrijfriem nog steeds slipt na-
dat deze is ingesteld, dan is de riem versle-
ten of beschadigd en moet hij vervangen
worden. Zie “Vervangen van de hoofdaandrij-
friem”.
Controleren en instellen van de voetrem
(Figuur 12 en 20)
(Figuur 20) Trek de handrem aan. Zet de
automatische aandrijfontkoppeling (1) in de
DUW stand (3). Duw de machine. Als de wielen
gaan draaien, moeten de remblokjes aangepast
of vervangen worden.
Stel de voetrem (4) als volgt in:
1. (Figuur 12) De voetrem (4) bevindt zich
rechts van de tandwielkast (5).
2. (Figuur 20) Vergewis u ervan dat de hand-
rem geactiveerd is en de automatische aan-
drijfontkoppeling (1) in de DUW stand (3)
staat.
3. (Figuur 12) Draai de zeskantmoer (6) met
de klok mee tot dat de achterwielen niet
meer draaien als de machine naar voren
wordt geduwd.
4. Zet de machine van de handrem af en duw
hem naar voren. Als de wielen niet mee-
draaien, moet u de zeskantmoer (6) tegen
de klok in draaien totdat de wielen gaan
draaien.
5. Trek de handrem aan en duw de machine
weer naar voren. Als de achterwielen niet
draaien is de voetrem (4) goed ingesteld.
Zet de machine van de handrem af.
WAARSCHUWING: Vervang de
remblokken als het niet lukt om de
rem goed in te stellen. De juiste re-
serve onderdelen zijn te verkrijgen via een
erkend service center.
Verwijderen van de accu (Figuur 4)
Om de accu (1) op te laden of te reinigen, moet
u hem als volgt uit de machine halen.
WAARSCHUWING: Om vonken te
voorkomen, moet u eerst de zwarte
accukabel (8) van de negative (--)
pool afhalen, voordat u de rode kabel (5)
los maakt.
WAARSCHUWING: De accu bevat
zwavelzuur dat gevaarlijk is voor
huid, ogen en kleding. Als het zuur
op de huid of kleding terecht komt, moet u
het meteen met water spoelen.
1. Verwijder de zwarte accukabel (8) van de
negative (--) pool.
2. Verwijder de rode accukabel (5) van de po-
sitieve (+) pool (4).
3. Til de accuslede (3) en accu (1) uit de ma -
chine.
Opladen van de accu (Figuur 4)
WAARSCHUWING: Zorg dat er
geen vonken kunnen optreden in
de buurt van een accu die wordt
opgeladen en rook niet. De dampen van het
accuzuur kunnen een explosie veroorza -
ken.
1. Haal de accu (1) uit de machine om hem op
te laden.
2. Gebruik een 12 volt acculader. Laad de accu
(1) op gedurende één uur met 6 Ampère.
3. Plaats de accu (1) terug in de machine.
WAARSCHUWING: Om vonken te
voorkomen, moet u eerst de rode
kabel (5) vast maken aan de posi-
tieve pool (+), voordat u de zwarte accuka-
bel vast maakt.
4. Maak de rode kabel (5) vast aan de positie-
ve (+) pool (4) met de bevestigingsmateria-
len, zoals aangegeven.
5. Maak de zwarte kabel (8) vast aan de nega-
tieve (--) pool met de bevestigingsmateria-
len, zoals aangegeven.
Horizontaal stellen van de
maaibehuizing (Figuur 13 en Figuur 14)
Als de maaibehuizing horizontaal staat, zal het
mes beter snijden en het gazon er beter uitzien.
WAARSCHUWING: Voordat u de
maaier gaat inspecteren, afstellen
of repareren, moet u de bougieka-
bel van de bougie af trekken om te voorko-
men dat de motor onverhoeds start.
1. Zorg ervoor dat de machine op een hard, ho-
rizontaal oppervlak staat.
2. Controleer de bandenspanning. Als de ban-
denspanning onjuist is zal de maaibehuizing
niet egaal maaien. De juiste bandenspanning
is: voor 0,97 BAR (14 PSI), achter 0,69 BAR
(10 PSI).