88
7. Ricerca guasti. 7. Het localiseren van fouten.
Il motore non parte
1. Manca il carburante.
2. Difetto di candela.
3. Collegamento della candela difettoso.
4. Sporco nel sistema di alimentazione e o nel carbura-
tore.
Il motorino di avviamento non fa girare il mo-
tore
1. Batteria scarica.
2. Difetto di contatto tra cavo e polo della batteria.
3. Leva di inserimento del tagliaerba in posizione errata.
4. Fusibile principale bruciato.
5. Interruttore a chiave guasto.
6. Interruttore di sicurezza per pedale freno/frizione guas-
to.
7. Premere il pedale freno/frizione.
Il motore non gira bene
1. Scalare di marcia.
2. Difetto di candela.
3. Difetto regolazione carburatore.
4. Filtro ostruito.
5. Sfiato serbatoio carburante ostruito.
6. Controllare la registrazione dell’accensione.
7. Sporco nei tubi del carburante.
Il motore non ”tira” bene
1. Filtro dell’aria ostruito.
2. Difetto di candela.
3. Sporco nel carburatore o nei tubi del carburante.
4. Difetto regolazione carburatore.
Il motore si surriscalda
1. Motore sotto sforzo.
2. Presa d’aria o alette di raffreddamento ostruite.
3. Ventola danneggiata.
4. Manca olio nel motore.
5. Accensione difettosa.
6. Difetto di candela.
La batteria non ricarica
1. Fusibile bruciato.
2. Uno o più elementi danneggiati.
3. Cattivo contatto tra cavi epoli della batteria.
Le luci non funzionano
1. Lampade bruciate o rotte.
2. Interruttore guasto.
3. Cortocircuito nell’impianto elettrico.
La macchina vibra
1. Le lame sono lente.
2. Il motore è lento.
3. Lame fuori equilibrio causato da danneggiamento o difetto
di affilatura.
Risultato di taglio irregolare
1. Lame da affilare.
2. Taglaierba fuori assetto.
3. Erba alta o bagnata.
4. Accumulo di erba sotto il coprilame.
5. Pressione non uniforme nei pneumatici.
6. Marcia troppo alta.
7. La cinghia slitta.
De motor start niet
1. Er is geen benzine in de tank.
2. De bougie is defect.
3. De bougie-aansluiting is defect.
4. Vuil in carburateur of brandstofleiding.
De startmotor trekt de motor niet
1. De accu is leeg.
2. Slecht contact tussen kabel en accupool.
3. Aan/uitschakelhendel in foutieve stand.
4. De hoofdzekering is defect.
5. Het stuurslot/contact is defect.
6. Het veiligheidscontact voor koppelings/rempedaal is
defect.
7. Koppelings/rempedaal niet ingedrukt.
De motor loopt niet gelijkmatig
1. Te hoge versnelling.
2. De bougie is defect.
3. De carburateur is foutief ingesteld.
4. Het luchtfilter zit dicht.
5. De ventilatie van de brandstoftank is verstopt.
6. De ontsteking is verkeerd ingesteld.
7. Vuil in de brandstofleidingen.
De motor lijkt zwak/weinig vermogen
1. Het luchtfilter is verstopt.
2. De bougie is defect.
3. Vuil in de carburateur of brandstofleiding.
4. De carburateur is verkeerd ingesteld.
De motor raakt oververhit
1. De motor is overbelast.
2. De luchtinlaat of de koelribben zitten verstopt.
3. De ventilator is beschadigd.
4. Te weinig of geen olie in de motor.
5. Het voorgloeien is defect.
6. De bougie is defect.
De accu laadt niet op
1. De zekering is defect.
2. Een of meer cellen zijn beschadigd.
3. Accupolen en kabels maken geen contact.
De verlichting werkt niet
1. De gloeilampen zijn stuk.
2. De schakelaar is defect.
3. Kortsluiting in de leiding.
De machine trilt
1. De messen zitten los.
2. De motor zit los.
3. Één of beide messen zijn in onbalans, veroorzaakt
door beschadiging of slechte balans na het slijpen.
Hoogte van gemaaid gras is ongelijk
1. De messen zijn bot.
2. De maaikast staat niet recht.
3. Lang of nat gras.
4. Grasophoping onder de kap.
5. De luchtdruk in de banden is links en rechts niet gelijk.
6. Te hoge versnelling.
7. De aandrijfriem slipt.