63
0
2
9
4
8
A
0
2
4
7
3
0
2
4
73
Fig. 1
02966
A
A
Fig. 2
02548
B
B
Fig. 3
B
02950
A
0
2
4
7
3
0
2
4
73
B
Fig. 4
De maaiunit nivelleren
Zorg ervoor dat de banden tot de PSI-waarde die op de
banden zelf staat aangegeven zijn opgepompt. Als de
banden te hard of te zacht zijn, kan dat het uiterlijk van uw
grasveld beïnvloeden zodat u denkt dat de maaiunit niet
goed is afgesteld.
beide kanten op het oog uitlijnen
1. Als alle banden de juiste spanning hebben, maar uw
veld toch niet gelijk is gemaaid, kijkt u welke kant van de
maaier dieper maait.
2. Draai met een verstelbare sleutel of een sleutel van 3/4"
de afstelmoer van de hefkoppeling (A) naar links om
de maaier te verlagen, of naar rechts om de maaier te
verhogen (Fig. 1).
N.B.: Iedere volle slag van de afstelmoer wijzigt de hoogte
van de maaier met ongeveer 3/16".
3. Test uw afstelling door wat ongemaaid gras te maaien
en te kijken hoe het resultaat eruitziet. Stel de maaiunit
indien nodig verder af totdat u tevreden bent met het
resultaat.
PRECISIE-AFSTELLING BAN BEIDE KANTEN BAN
DE MAAIUNIT
1. Parkeer met alle banden op de juiste spanning de tractor
op een vlakke ondergrond of op een oprit.
OPGELET: De messen zijn scherp. Bescherm uw han-
den met handschoenen en/of wikkel dikke doeken om de
messen.
2. Breng de maaier omhoog tot de hoogste positie.
3. Plaats aan beide zijden van de maaier het mes aan de
zijkant en meet de afstand (A) van de onderste rand van
het mes tot de grond. De afstand moet aan beide zijden
hetzelfde zijn (Fig. 2).
4. Zie de stappen 2 van de instructies voor het op het oog
uitlijnen als de messen afgesteld moeten worden
5. Controleer de metingen opnieuw, en stel de messen af
totdat beide zijden gelijk zijn.
AFSTELLING BOOR-EN ACHTERZIJDE
BELANGRIJK: Het oppervlak van de maaier moet overal
dezelfde hoogte hebben.
Voor de beste maairesultaten moeten de maaimessen zodanig
worden afgesteld dat de voorkant 1/8” tot 1/2” lager is dan de
achterkant wanneer de maaier in de hoogste stand staat.
OPGELET: De messen zijn scherp. Bescherm uw han-
den met handschoenen en/of wikkel dikke doeken om de
messen.
• Breng de maaier omhoog tot de hoogste positie.
• Plaats alle messen zo, dat de punt recht vooruit wijst. Meet
de afstand (B) tot de grond bij de voorste en achterste
punt van het mes (Fig. 3).
• Ga naar de voorkant van de tractor als de voorste punt
van het mes niet 1/8" tot 1/2" lager is dan de achterste
punt.
• Haal met een 11/16" of verstelbare sleutel de blokkeer-
moer A verschillende slagen los om afstelmoer B vrij te
maken.
• Draai met een 3/4" of verstelbare sleutel de afstelmoer
van de voorste koppeling (B) in de richting van de klok
(vast) om de voorkant van de maaier op te heffen of tegen
de richting van de klok in (los) om de voorkant van de
maaier te laten zakken (Fig. 4).
N.B.: Iedere volle slag van de afstelmoer wijzigt de hoogte
van de maaier met ongeveer 1/8".
• Controleer de metingen opnieuw en stel indien nodig
verder af totdat de voorste punt van het mes 1/8" tot 1/2"
lager is dan de achterste punt.
• Houd de afstelmoer in positie met de sleutel en draai de
blokkeermoer goed vast tegen de afstelmoer.
6